In het vakgebied van persoonlijke veiligheid weten we inmiddels veel over geweld. We kunnen het indelen naar categorie, naar heftigheid, naar doel; we weten hoe de verschillende typen geweld normaal gesproken verlopen en we weten wat wel en niet werkt.
Maar buiten onze groep van professionals lijkt er maar weinig bekend te zijn en doen de grootste misverstanden de ronde. Zelfs het woord “geweld” roept al heftige emoties op, en er wordt heen en weer gediscussieerd alsof dit hele vakgebied niet bestaat. Kennelijk zijn we dus niet zo goed in onze kennis delen met de maatschappij.
Op dit blog deel ik steeds stukjes van die kennis. Maar eigenlijk is het wel eens goed om met de grote vraag te beginnen: wat is geweld nou eigenlijk?
Elk wezen bestaat in de wereld
De schaal van intensiteit van geweld begint met “aanwezigheid”. Het is een van de basisbegrippen van ons vak dat “geweldloosheid” niet bestaat. De natuur zit er vol mee. Dieren jagen op andere dieren. Ze concurreren om partners, om eten of om ruimte. We willen er misschien niet aan denken, maar de dieren die we het leukst vinden: honden, katten, dolfijnen, beren… zijn roofdieren. Maar ook vegetariërs kunnen flink met elkaar vechten. En bij verreweg de meeste dieren is de paring niet gebaseerd op wederzijdse instemming. Veel planten zijn giftig, en op de plek waar een boom staat, kan geen andere boom staan.
Waar het op neer komt, is dat elk wezen ruimte inneemt in de wereld. Niemand is gewichtloos, niemand is onzichtbaar. Iedereen heeft een plek nodig om te zijn, en dat betekent al direct dat een ander daar niet kan zijn. En daarna heeft elk wezen nog drinken, eten, onderdak nodig, en gaat elk wezen op zoek naar veiligheid, naar vrijheid, naar geluk.
Elk wezen heeft dus impact op haar omgeving. Die impact kan groot of klein zijn, maar niet 0. Het huis waar je woont staat op een plek waar vroeger dieren leefden. Het scherm waarop je dit leest, is gemaakt van materialen die uit de aarde zijn gerukt. Je kunt proberen om samen met iemand op een zo klein mogelijk stukje grond te staan, maar ergens valt een van de twee eraf. Je kunt proberen het minste stukje eten toch nog te delen, maar ergens valt er niks meer te delen.
De invloed op de wereld om je heen is wat ik “geweld” noem. Het Engelse “force” is een woord dat zowel “kracht” als “geweld” betekent, en dat zou ook goed passen. Die invloed wordt namelijk uitgeoefend op andere levende wezens. De vrijheid van de een wordt aangetast door de vrijheid van de ander. Die andere persoon heeft evenveel rechtop vrijheid en geluk als jij, en als jij dat perfecte bankje op het terras in de zon hebt gevonden, betekent dat dat jij de vrijheid van de ander om ook het perfecte bankje op het terras in de zon te hebben, inperkt.
Die invloed, dat geweld, kan dus groter of kleiner zijn. Van een plantje dat ergens staat waar dus geen ander plantje kan staan, tot de meteoriet die meer dan 75% van alle diersoorten in een klap uitroeide. Dat telt behoorlijk mee. Wat ik hierboven schrijf, klinkt misschien alsof ik mensen beschuldig van alle misstanden die er zijn in het maken van kleding en elektronica. Dat is niet zo. Als burger is je invloed op de productie van spullen ontzettend klein. De politiek en bedrijven hebben uiteraard een oneindig veel grotere invloed op de manier waarop spullen worden geproduceerd.
Als student heb je een hele kleine kans om een betaalbare kamer te vinden. Investeerders kunnen gemakkelijk geld opbrengen om huizen op te kopen en op te delen in kamers. Zo heeft iedereen een mate van invloed op de wereld om zich heen die groter of kleiner is.
Die invloed is natuurlijk bijna nooit eerlijk verdeeld. En soms is die mate van invloed ook anders dan het lijkt. Grote bedrijven doen er alles aan om ons te laten denken dat wij schuldig zijn aan vervuiling, terwijl zij het zelf zijn. Misschien probeer je uit alle macht een woonruimte te vinden terwijl de ouders van een studiegenootje simpelweg enorm overbieden op een woning, waardoor jij helemaal geen kans maakt.
Geweld is dus iets dat er altijd zal zijn, zolang er meer dan één levend wezen, één molecuul, één atoom is. Je gaat altijd op de een of andere manier over de grens van een ander. Sommige mensen hebben meer middelen om over andermans grens te gaan. En soms is het onduidelijk dat de een meer middelen heeft dan de ander.
Geweld is niet altijd wat het lijkt
Nou is er iets raars aan de hand met onze perceptie van geweld. Als mensen reageren we instinctief emotioneel op bepaalde vormen van geweld, en niet op andere. Op fysiek geweld: een klap, een vloedgolf, een explosie enzovoorts reageren we direct. Bij verbaal geweld zijn er eigenlijk drie vormen, uit alle mogelijke vormen van uitingen, waar we emotioneel op reageren: als onze positie in twijfel wordt getrokken, als iemand tegen ons liegt, of als iemand ons beschuldigt van liegen.
Misschien herken je dit. Nog voor je eigenlijk echt door hebt wat er is gezegd, begint je gezicht te gloeien, en er welt een golf van boosheid in je op, tegelijkertijd met het gevoel “dit is niet eerlijk!” Ik denk dat dit evolutionair overgeleverde reacties zijn. Die zijn heel logisch in een tijdperk waarin wij mensen met kleine groepjes leefden, niemand meer macht kon hebben dan over een groepje van zo’n 25 mensen, en liegen, bedriegen en fysieke strijd een direct gevaar vormden voor alle mensen in die groep.
Dat tijdperk is verreweg het langste tijdperk dat de menselijke soort heeft meegemaakt. Maar tegenwoordig is de wereld heel anders. Mensen kunnen macht hebben over hele landen; de een kan miljardair zijn en de ander sterven aan honger. Daar zijn onze evolutionaire emoties nog niet op ingesteld. En dat vertekent het beeld.
Bij de Watersnoodramp in 1953 kwamen 1836 mensen om het leven. Als reactie op die ramp bouwde Nederland begon Nederland al binnen een jaar met de ambitieuze Deltawerken: een verdedigingslinie van beweegbare stormvloedkeringen en sluizen, zoals nog nooit op die schaal geprobeerd. Na 43 jaar was het project voltooid. Het heeft ongeveer 5 miljard euro gekost.
In 2020 werd Nederland getroffen door de COVID-19 pandemie. Hierbij zijn tot nu toe meer dan 40,000 mensen omgekomen. Maar er is in de afgelopen 2 jaar nog niets dat ook maar enigszins lijkt op Deltawerken opgestart. Terwijl 40,000 toch flink meer dan 1836 doden zijn. Saillant detail is dat sterven aan COVID-19 in principe ook een verdrinkingsdood is.
Een van de grote verschillen is hoe we praten over die doden. Bij zichtbaar, fysiek geweld zoals een watersnood, spreken we van mensen die zijn “omgekomen”. Bij onzichtbaar geweld zoals een pandemie spreken we van “overleden”. Dat zelfde woord gebruiken we normaal voor mensen die op natuurlijke wijze sterven. Door onze evolutionaire geschiedenis zien we wel het geweld van de watersnood, en niet het geweld van de pandemie. Sterker nog: de watersnood noemen we “natuurgeweld”, en de pandemie niet.
Tot nu toe heb ik het vooral gehad over “natuurgeweld”. De zee heeft natuurlijk niet de intentie om mensen te verdrinken, en de meteoriet die de aarde trof had natuurlijk niet de intentie om 75% van alle diersoorten uit te roeien. Bij ons mensen ligt dat natuurlijk net iet anders. Wij zijn in staat om zowel geweld te gebruiken om iets te krijgen dat we willen (“instrumenteel geweld”) als omdat we het geweld zélf willen (“procesgeweld”). We kunnen langs de rij glippen om dat bankje in de zon op het terras te pakken terwijl er andere mensen eerst waren, omdat we dat bankje willen: dat noemen we instrumenteel geweld. We kunnen ook mensen publiekelijk kleineren omdat we het fijn vinden ze te zien zweten: dat noemen we procesgeweld.
En hier is natuurlijk ook weer een mate van intensiteit in. En ook hier zijn onze evolutionaire emotionele reacties niet in lijn met hoe ernstig een bepaalde grensoverschrijding is.
Tijdens de opleiding vertrouwenspersoon die ik heb gedaan, kreeg ik ook beelden te zien van iemand die was gepest op het werk. Deze persoon was al meer dan 10 jaar arbeidsongeschikt, met klachten die waarschijnlijk op Post-Traumatische Stress Stoornis duiden. Dit is meer dan 10 jaar ernstig lijden – en toch is de aard van pesten vooral verbaal en mentaal. Ter vergelijking: voor een gebroken arm staat 6-12 weken herstel, dat tot 2 jaar kan duren. Maar onze emotionele geweldmeter slaat niet uit bij pesten, en we reageren hier niet direct en instinctief op.
Maar dat doen we wel op het tegenovergestelde. Mensen die ooit gepest zijn en daar een eind aan hebben weten te maken, herkennen misschien het patroon: eerst proberen de pesters te negeren, dan proberen te praten, mee lachen met de grappen of proberen de pijn weg te lachen – net zolang tot je alle opties hebt geprobeerd. En dan, misschien uit onmacht, misschien uit woede, sla je van je af. En het pesten stopt. Soms al na één klap.
Je hebt fysiek geweld gebruikt, maar, in tegenstelling tot pesten, heb je geen blijvende schade toegebracht. In een ogenblik heb je misschien wel tientallen jaren lijden beëindigd of voorkomen. Niet alleen voor jezelf, maar misschien ook wel voor anderen. Maar dat snapt onze evolutionaire geest niet. We reageren direct, emotioneel op zelfs maar één klap. Dat noemen we “geweld” en dat vinden we dan absoluut verboden.
Door deze vervorming van ons beeld, denk ik dat de as niet-fysiek – fysiek eigenlijk niet zo zinnig is. Zeker niet in onze huidige wereld. In een eerder artikel over niveaus van geweld heb ik verschillende soorten geweld gerangschikt naar hoe ernstig ze zijn. En dat klopt eigenlijk niet. Ik heb daar bijvoorbeeld fysieke vormen van geweld als ernstiger neergezet dan verbale. Terwijl verbaal geweld veel erger kan zijn.
Een ander voorbeeld: een demonstratie om aandacht te vragen voor sociale misstanden als racisme en klimaatverandering, en stalking, zijn allebei vormen van “aanwezigheid”. Maar een (toegestane) demonstratie is een heel lichte grensoverschrijding, terwijl stalking enorm destructief is.
Ook bij partnergeweld zien we dit. Daar hebben we het naast fysiek ook over psychisch, seksueel en economisch geweld. En meestal zijn het de niet-fysieke vormen van geweld die het slachtoffer hulpeloos maken en bereid fysiek geweld te accepteren.
Mensen onterecht beschuldigen van fraude op basis van hun huidskleur; hun kinderen uit huis wegnemen; tijdens een pandemie mondkapjes belachelijk maken – er zijn vele vormen van geweld die veel schadelijker zijn dan een duw of een klap in het gezicht.
Ook via de telefoon kun je mensen hard kwetsen. Je kunt mensen beschadigen door ze bepaalde dingen te vertellen of door ze bepaalde beelden te laten zien. En, zoals we nu weer zien bij de zaak Derksen, ook lachen kan heel veel schade toebrengen. Kortom: geweld hoeft niet fysiek te zijn om heel veel leed te veroorzaken.
Daarom denk ik dat er een zinnigere as is dan de as fysiek tegenover niet-fysiek. Veel zinvoller zou zijn: lijden veroorzaken tegenover lijden verlichten. Hoeveel leed veroorzaken je woorden, je daden, maar ook je non-verbale communicaties en je keuzes? Of hoeveel leed verlichten ze? Onze instincten zijn hier nog niet op ingesteld, maar als je omkomt door een pandemie, ben je net zo dood als door een vloedgolf, en als je dagelijks gekleineerd en dan weer ge-“love-bombed” wordt door je partner, zit je net zo vast alsof je handen met duct tape zijn gebonden. En misschien nog wel vaster.
Stop de dreiging
Samenvattend: geweld is overal en zal altijd blijven bestaan. Geweld is een inbreuk op de vrijheid van een ander wezen, en daarmee een grensoverschrijding. Geweld kan heel erg licht zijn of heel erg zwaar. Die intensiteit is afhankelijk van hoeveel lijden het geweld veroorzaakt.
Je mag je verdedigen tegen geweld. Zowel ethisch als volgens de wet. Zowel tegen voordringen, als tegen een watersnood, als tegen een virus, als tegen pesten, als tegen potentieel beschadigende partners, etc etc.
Die verdediging moet proportioneel zijn. Maar dat menen we natuurlijk niet letterlijk, want je mag je niet verdedigen tegen een verkrachter door hem of haar te verkrachten, of tegen een pester door hem of haar te pesten. Wat wordt bedoeld met “proportioneel” is dat onze verdediging enigszins in verhouding moet staan tot het geweld dat op ons afkomt.
Maar het heeft geen zin om “oog om oog, tand om tand” te vechten. Het heeft geen zin om iemand die jou een klap geeft, terug te slaan of iemand die jou pest, terug te pesten. De bedoeling is dat de grensoverschrijding stopt. Dat die ander geen bedreiging meer voor jou is. En – heel belangrijk – dat ook nooit meer zal zijn. Zelfverdediging gaat om het verlichten van lijden. De klap die het pesten beëindigd is daarvan een goed voorbeeld. Want ook de pester die daardoor stopt met pesten, lijdt daardoor minder dan als hij of zij zou doorgaan en elke keer weer opnieuw gestopt moet worden.
In de 17de eeuw schreef Zen-meester Takuan een brief aan de trainer van de bodyguards van het staatshoofd van Japan. Hij schreef dat als je zelfverdediging goed doet, je het zwaard van degene die komt om jou te doden, af kunt pakken en daarmee hem doodt die kwam om jou te doden. Eigenlijk is zijn voorbeeld één lange woordspeling op het concept “bu”, als in “budo”, de gevechtsmethodes waar de trainer van de bodyguards zich mee bezig hield. “Bu” als Chinees karakter (武) is een samenstelling van twee andere karakters: “speer” (戈) en “stoppen” (止). Hierboven heb ik getekend hoe die karakters in elkaar passen. Bu is het stoppen van de speer en budo is de weg van het stoppen van de speer. Met andere woorden: een einde maken aan de dreiging. De aanval stoppen en zorgen dat hij nooit meer opnieuw start.
Overigens: het Chinese teken voor “ik” (我) is ook een samenstelling: “hand” (手) en “speer” (戈). Aangezien geweld bestaat en altijd zal bestaan, zul je altijd bereid moeten zijn jezelf te wapenen tegen geweld. Ieder wezen bestaat in de wereld en neemt ruimte in. Je staat ergens. En die plek waar je staat, zul je soms moeten verdedigen. Met de speer in de hand.
Zelfverdediging daagt ons uit na te denken over wat lijden is, hoe het verergerd wordt en hoe het verlicht kan worden. Het vraagt van ons dat we onze oeroude, instinctieve emoties kunnen zien voor wat ze zijn, en afwegen wat nou echt meer schade veroorzaakt. Want dat ligt niet altijd voor de hand.
Wie denkt dat mijn opmerkingen over Belastingdienst en OMT fysiek geweld legitimeren, of dat ik fysiek geweld altijd verkiesbaar vind boven ander geweld, heeft het mis. Opstanden en “tribunalen”, zoals door extreemrechts voorgesteld, veroorzaken het wegvallen van de openbare orde en starten daarmee een waterval aan leed. De moord op Pim Fortuyn heeft racisme en fascisme niet tegengehouden: we hebben nu partijen in de Tweede Kamer met rechts-extremistischer beleid dan de LPF had. En voor de mensen die denken dat de oorlog tegen Oekraïne vanzelf stopt als iemand even Poetin vermoordt: het ligt iets ingewikkelder dan dat.
Zelfverdediging vraagt dus ook van ons dat we het grotere plaatje overzien; dat we nadenken over wat “proportioneel” betekent, en dat we verantwoordelijkheid nemen voor onze woorden en daden. Maar ook dat we verantwoordelijkheid neerleggen waar de macht ligt om lijden te veroorzaken of te verlichten, en niet te vervallen in gemakzuchtig “both-sidesism” waarin waar er twee vechten, er ook wel twee schuld zullen hebben. Misdaad bestaat nou eenmaal, en dat is nooit de schuld van het slachtoffer.
“Geweld” is een vakgebied en we hebben al heel veel kennis vergaard over hoe allerlei vormen van geweld, zowel fysiek als niet-fysiek, doorgaans verlopen. Geweld is vaak complexer dan we denken, en soms genuanceerder, maar bijna nooit onlogisch of irrationeel. Alle kennis die we hebben, kunnen we inzetten om lijden te voorkomen of te verlichten. Dat is waar het om gaat.