Lessen in weerbaarheid moeten afgestemd zijn op degene die les krijgt. Die moet er immers beter van worden. Dat betekent dat je zowel een specifieke inhoud als manier van lesgeven nodig hebt, wil je kinderen lesgeven. Dit artikel is een poging daar wat voorwaarden voor te scheppen.
Trigger waarschuwing: dit artikel bespreekt kindermisbruik.
Is weerbaarheid wel geschikt voor kinderen?
In de Nederlandse cultuur vinden we weerbaarheid en zelfverdediging lastige onderwerpen voor kinderen. We zijn vaak bezig kinderen te “beschermen” tegen de werkelijkheid: als je het ouders vraagt, zijn er vaak genoeg dingen in de wereld waar ze kinderen liever niet mee confronteren.
Ik denk dat dit in onze cultuur zit: we willen mensen geen “angst aanjagen” en beslissen daarom liever wat we van de wereld wel en niet laten zien. Dat doen we zelfs met volwassenen: in Nederland is de term “post-covid syndroom” bedacht omdat “long covid” mensen te veel angst zou inboezemen*. Sinds de start van de pandemie is op meerdere gebieden langsgekomen dat we liever niet aan preventie doen omdat de maatregelen van preventie mensen bang kunnen maken.
Dat is natuurlijk onzinnig: we halen ook geen rookmelders, reddingsboeien, autogordels en verkeersborden weg omdat mensen anders met een vervelende werkelijkheid worden geconfronteerd. En het werkt averechts. Juist als mensen maatregelen kennen, geoefend hebben en weten wat ze moeten doen, worden ze minder angstig. Juist onvoorbereid geconfronteerd worden met natuur- of ander geweld levert naast fysieke schade ook een hoop mentale schade op.
Ik denk dat in het geval van kinderen mensen nog banger zijn om te confronteren met risico’s. Maar ik denk dat dit een gemiste kans is. Ooit wordt het kind volwassen. Willen we dan op de 18de verjaardag ineens het gordijn wegtrekken en laten zien dat er in de echte wereld risico’s en gevaren bestaan? Het kind is dan van de ene op de andere dag volwassene en heeft nooit de tijd gekregen om zich voor te bereiden.
Ik denk dat het essentieel is om kinderen de tijd te geven te oefenen met risico en gevaar, om hen niet onvoorbereid de echte wereld in te sturen. De vraag is alleen: hoe?
Oefenen met onveiligheid
Op een aantal gebieden laten we kinderen wél oefenen met onveiligheid. Zo vinden we het normaal om kinderen vanaf ongeveer hun zesde te leren zwemmen. En vanaf een nog jongere leeftijd leren we kinderen deelnemen aan het verkeer. “Je mag vooruit lopen, maar tot de stoeprand! Wacht op mij met oversteken,” hoor ik ouders wel eens zeggen. We hebben dus al wel manieren om kinderen voor te bereiden te leven in een wereld waar ook gevaar bestaat.
Ik denk dat veel mensen zelfverdediging voor kinderen lastig vinden omdat het te maken heeft met de grotemensenwereld en seks. Maar ik denk niet dat dit een bezwaar hoeft te zijn. In mijn lessen – en in veel artikelen op dit blog – herhaal ik dat “intentie” voor zelfverdediging niet zo’n interessant onderwerp is. Sterker nog: dat focussen op intentie ons minder weerbaar kan maken.
Dus ook wanneer ik aan volwassenen lesgeef, ben ik niet bezig met waarom een dader doet wat hij of zij doet. Dat is voor ons niet relevant. Wat van belang is, is weten dat er mensen zijn die zoiets doen, en hoe ze dat doorgaans doen. Het kan niet vaak genoeg herhaald worden: seksueel geweld draait vaak niet om seks of aantrekkingskracht, maar om macht. Het meeste kindermisbruik, ongeveer 80%, wordt dan ook niet gepleegd door mensen die de stoornis “pedofiel” hebben. 80% van het kindermisbruik wordt gepleegd door mensen die gewoon op volwassenen vallen.
Dat betekent dat je, om aan weerbaarheid te werken, niet een gesprek hoeft te beginnen over pedofilie, want wat er achter misbruik zit, is niet relevant voor het voorkomen ervan. Je hoeft ook geen groot verhaal over de enge buitenwereld te houden, want het meeste misbruik is geen “stranger danger”: het zijn de papa’s en de mama’s, de ooms en tantes, de opa’s en oma’s en andere bekenden van de kinderen die het meeste misbruik plegen.
Ik denk dat als het mogelijk is om je kinderen te leren stoppen bij de stoeprand, naar links en naar rechts te kijken bij het zebrapad, een helm te dragen bij het fietsen en te leren zwemmen, je ze ook weerbaarheid tegen andere gevaren kunt leren.
Problemen voor het aanleren van weerbaarheid voor kinderen
Het meeste seksueel geweld wordt niet gepleegd met fysieke macht maar met woorden. Charme, intimidatie, machtsongelijkheid – dit zijn de manieren waarop daders doen wat ze doen. Dat geldt in de wereld van de volwassenen net zo. Iemand die het voor elkaar krijgt een ander seks tegen de zin te laten hebben, kan dat alleen maar doen door dichtbij genoeg te kunnen komen, en dat is meestal door charme of een machtspositie waardoor grensoverschrijdingen niet als zodanig worden gezien, of niet worden bestraft.
Toch is de machtsverhouding tussen een kind en een volwassene nog ongelijker dan hij tussen twee volwassenen kan zijn. Onze hele maatschappij is erop ingericht dat een kind nog niet mag wat een volwassene wel mag. En dat betekent dat een kind tegenover een volwassene altijd al beperkt is in maatregelen.
Want we zijn nog bezig kinderen te leren om goede burgers te zijn. En dat komt vaak neer op kinderen leren om gehoorzaam te zijn. Een van de belangrijkste competenties van zelfverdediging is nou juist ongehoorzaam kunnen zijn. Als je kinderen weerbaarheid wil leren, zul je dus een manier moeten vinden om hiermee om te gaan.
Een mogelijke manier zou kunnen zijn dat je regels altijd koppelt aan de maatschappij, en autoriteit altijd aan een onderwerp. Het is belangrijk om als volwassene kinderen grenzen te geven. Het is heel onprettig voor een kind geen regels en grenzen te hebben, want een kind zelf is nog te jong om regels en grenzen te kunnen beredeneren en zichzelf daaraan te houden. Die verantwoordelijkheid moeten wij, de volwassenen nemen, en niet afschuiven op het kind. Maar misschien is het wel mogelijk om maatschappelijke redenen te geven voor regels, en daarbij te zeggen dat deze regels alleen gelden zolang ze die maatschappij dienen.
“Autoriteit” zou dan ook alleen moeten gelden binnen een onderwerp: je moet luisteren naar de regels die de voetballeraar geeft over voetbal, maar dat betekent niet dat je mee hoeft te gaan in de regels die niks te maken hebben met voetbal. Uiteraard is dit niet waterdicht: misbruiker Larry Nassar overtuigde zijn slachtoffers en hun ouders/verzorgers ervan dat hij aan en in hun vagina moest voelen ten behoeve van de sport. Onzin natuurlijk, maar hij werd veel geloofd. Hij misbruikte meisjes zelfs waar hun moeders bij waren.
De zaak Nassar laat ook goed zien dat daders bijna nooit alleen hun slachtoffer charmeren – ze charmeren ook bijna altijd de omstanders. Een patroon dat we in Nederland ook wel zien is de “huisvriend”, een man die over de vloer komt bij gezinnen van wie hij de kinderen misbruikt omdat de ouders hem zo vertrouwen dat ze hem alleen laten met de kinderen. In je eigen omgeving ken je misschien ook wel mensen die over andermans grenzen gaan, maar tegen wie nooit iemand lijkt op te staan. Als wij het als volwassenen al moeilijk vinden om onze eigen grenzen te verdedigen, hoe moeilijk zal het dan zijn voor kinderen om dat tegen een volwassene te doen?
Daarbij hebben kinderen, doordat ze kind zijn, minder mogelijkheden. Je hebt geen eigen inkomen, je kan niet op jezelf gaan wonen. Je kan je relatie met je ouders of familie niet zo makkelijk verbreken als juist zij degenen zijn die jou misbruiken.
Mogelijkheden voor lesgeven in weerbaarheid
Ik ben niet opgeleid om les te geven aan kinderen, en ik ben zeker geen kinderpsycholoog. Ik denk dat er een aantal belangrijke dingen zijn om kinderen te leren over weerbaarheid, maar ik zou het aan bevoegde professionals willen overlaten hoe dit te integreren is met opvoeding en school.
1. Vertrouw je kind
Het allerbelangrijkste is dat je kind het idee heeft dat het bij jou terecht kan met elk onderwerp, hoe moeilijk ook. Je kind heeft het gevoel nodig dat het serieus genomen zal worden. Zowel in wat het gaat vertellen, als in hoe het leeft. Ik denk dat het heel belangrijk is om kinderen niet voor schut te zetten en niet belachelijk te maken. Het is belangrijk dat ze competentie leren ervaren, en dat hun inbreng er toe doet.
Onlangs nog kwam er een mooi voorbeeld uit de VS. Een dochter vertelde haar moeder dat ze de huishoudelijke hulp “niet mocht” en ze niet “in haar huis wilde”. De moeder en vader vroegen de dochter waarom niet. Het antwoord van de dochter: Dat de hulp haar “baby” noemde wanneer ze alleen was, maar niet als er andere volwassenen bij waren.
Dit is heel knap van de dochter. Het is ook een mooi voorbeeld van hoe we toch altijd wel iets concreets opgemerkt hebben, ook al is ons eerste waarschuwingssignaal “dat het niet goed voelt”. In het beste geval heb je zo’n goede vertrouwensband met je kind, dat je kind zoiets durft te vertellen en dat jij daar vervolgens ook naar handelt.
Wat wel essentieel is om hierbij te vermelden, is dat een kind (of volwassene) nooit verplicht is om jou te vertellen over seksueel misbruik. Ik zie vaak de mening dat als nog nooit iemand jou heeft verteld over grensoverschrijdend gedrag, dat helemaal aan jou zou liggen, maar dat is niet zo. Veel slachtoffers vertellen het tegen niemand, en het is niet aan ons ze te dwingen.
2. Bespreek het concept van “de tegenstander”
De foto bovenaan deze post komt uit de Netflix-serie Cobra Kai, waarin vetes tussen karatescholen half Californië op hun kop zetten. Prominent in de serie is het groeten en het respect voor de leraar. Ook in Nederland wordt “respect leren” vaak als een essentieel goed van vechtsporten gepresenteerd.
Maar zoals gezegd: dit staat lijnrecht tegenover het leren van zelfverdediging. Je kind leren buigen voor de docent en andere volwassenen maakt het minder weerbaar. Een van de terugkerende boodschappen van de serie is dat de kinderen allemaal gewoon zichzelf zijn, maar dat de volwassenen tjokvol issues, kronkels en oud zeer zitten. En dat die kinderen, omdat ze de volwassenen zo aanbidden, meegesleurd worden in steeds extremere situaties.
(Naast kinderen leren buigen zijn er natuurlijk nog een hoop manieren waarop je zelfverdediging niet moet geven.)
Karate en andere vechtsporten zijn lastig omdat ze zich bewegen in het grijze gebied tussen sport en vechten. Het “vechten” in wedstrijden is per definitie met instemming van beide partijen. Zelfverdediging is dat per definitie niet. Wat mensen in vechtsporten “de tegenstander” noemen, is in feite een medesporter.
Maar er zijn in dit leven wel degelijk tegenstanders. Er zijn mensen in dit leven die veel motivatie en enthousiasme kunnen opbrengen om het tegenovergestelde voor elkaar te krijgen van wat jij wil. Wij hebben allemaal belangen – ook al komen we daar soms pas achter als iemand tegenovergestelde belangen heeft. Ik denk dat het belangrijk is om een kind uit te kunnen leggen wat belangen zijn en wat een tegenstander is, en dat er situaties bestaan waarin jouw belangen zo essentieel in gevaar zijn, dat je niet meer verplicht bent te proberen jouw belangen met die van de ander te verenigen. Expert nationale veiligheid, Rike Franke, heeft hier een goed artikel over geschreven.
3. Laat het kind leren over seks en seksualiteit
Kinderen zijn al heel jong bezig met het ontdekken van hun eigen lichaam – geen wonder: het is er de hele dag en de hele nacht. Kinderen weten al heel vroeg dat bepaalde lichaamsdelen een fijn gevoel geven als je er aan zit.
Daar kunnen we een groot taboe op zetten, maar dan komt dit onderwerp in de schaamte-sfeer terecht. En alles wat in de schaamte-sfeer zit, is een aangrijpingspunt voor chantage. “Anders vertel ik het aan iemand” wordt een bedreiging zodra dat “vertellen” schaamte met zich meebrengt. Schaamte is een destructief gevoel: het zegt eigenlijk “jij bent als geheel slecht”. Aan schaamte is geen ontkomen: voor schuld zou je nog boete kunnen doen en excuses maken; bij schaamte heb je het idee dat je intrinsiek slecht bent.
Beter is dus om licht te schijnen op seks en seksualiteit. In Nederland hebben we de Week van de Lentekriebels die scholen helpt met het bespreken van relaties en seksualiteit.
Een belangrijk aspect hiervan is dat ook aandacht wordt besteed aan seksueel grensoverschrijdend gedrag. Daardoor krijgen kinderen een manier om woorden te geven seksueel misbruik. Want het houdt pas op als het uitkomt. Pas als de dader wordt ontdekt en gestopt, stopt het misbruik. Seksuele voorlichting is voor veel slachtoffers het moment geweest waarop werd bevestigd dat wat hen wordt aangedaan, niet mag. Dat is de eerste stap naar het stoppen van misbruik.
Seksuele en relationele vorming is daarmee een essentieel wapen tegen kindermisbruik. Op de website van het Centrum Seksueel Geweld staan een aantal belangrijke filmpjes voor verschillende doelgroepen die dit beter toelichten.
4. Laat het kind natuurlijke grenzen leren aanvoelen
In The Gift of Fear geeft Gavin de Becker een goed voorbeeld van hoe “intuïtie” is gebaseerd op dingen die we wel degelijk hebben gezien en gehoord. Intuïtie werkt snel door ons niet een complete uitleg te geven van wat er niet klopt, maar een onbehaaglijk gevoel. Het is belangrijk dat we dat onbehaaglijke gevoel gaan leren vertrouwen: het is hetzelfde brein dat ons dit antwoord geeft, hetzelfde brein waar we al ons denken mee doen.
De anecdote over het gebruik van het woord “baby” is natuurlijk prachtig, maar belangrijker is dat een kind ook beslissingen mag leren nemen op basis van “dit voelt niet goed”. Het eerste belangrijke punt daarvoor is dat een kind niet gedwongen moet worden volwassenen en andere kinderen te knuffelen of te zoenen als het dat niet wil. Wil je je tante geen kusje geven? Helemaal prima. Later kunnen we er proberen achter te komen wat het nou precies was dat maakte dat het kind niet wil, maar het eerste belang is om het kind niet te dwingen.
Bevestigen van boosheid is hier ook heel belangrijk. Ik heb al vaker het voorbeeld gegeven van het kind dat een stuk speelgoed afpakt, en vervolgens een duw krijgt van de oorspronkelijke eigenaar. Volwassenen reageren dan vaak geschokt op degene die duwt, terwijl natuurlijk het afpakken de grensoverschrijding was. Boosheid over het afpakken is terecht, en het is belangrijk aan het kind te bevestigen dat die boosheid klopt.
De lastigheid zal zijn dat kinderen soms ook iets zullen moeten eten dat ze niet lekker vinden, of klusjes zullen moeten doen die niet leuk zijn, en de vraag is natuurlijk hoe je die dwang rijmt met het bevestigen dat ook een kind “nee” mag zeggen en de eigen grenzen mag aangeven.
5. Leer kinderen geen hulpeloosheid aan
Als mensen hebben we allerlei manieren om met overweldigende situaties om te gaan. Op dit moment zie je dat ook duidelijk in de maatschappij. Sommige mensen weigeren te accepteren dat er een levensgevaarlijk virus rondgaat, en trekken zich terug in complottheorieën. Sommige mensen geloven dat ze altijd alles kunnen krijgen wat ze willen, en zoeken hun toevlucht in “manifesteren” en andere kwakzalverij. Anderen gaan bij de pakken neerzitten en zeggen dat er toch niets is wat we kunnen doen.
Dit zijn allemaal slechte voorbeelden voor een kind. Het is belangrijk dat een kind de tijd krijgt om te wennen aan een grillige realiteit. Zodat ze, zoals gezegd, niet ineens op hun 18de de roze bril afzetten en van de ene op de andere dag alles moeten leren. Daarbij is het belangrijk te leren dat je niet altijd wint. Dat goede mensen nare dingen overkomen en andersom. En dat het feit dat je iets heel graag wil, niet betekent dat je dat ook krijgt.
Maar tegelijkertijd is het belangrijk te leren dat je altijd iets kunt doen. Dat het nooit voor niks is. Dat alleen niets doen een garantie heeft: namelijk dat je niet slaagt. Dat de beste manier om met onzekerheid en ellende om te gaan niet is om het te negeren, maar erover te leren en er maatregelen tegen te nemen.
Het is belangrijk dat kinderen succes ervaren, leren dat ze daar blij mee mogen zijn en dat het fijn is om bekwaam in iets te zijn. En daarbij, dat ze leren herkennen hoe het voelt om bekwaam te worden.
Tot slot
Weerbaarheid roept altijd de angst op dat we gaan victim blamen. Maar dat geldt voor alle vormen van preventie. Kijk maar eens naar de reacties onder berichten over verkeersongevallen of ziekte. Zelfverdediging heet zelfverdediging, omdat we accepteren dat de schuld en verantwoordelijkheid 100% ligt bij de agressor.
Is het oneerlijk dat onschuldige mensen zich leren verdedigen omdat anderen hen tot slachtoffer willen maken? Dat de onschuldigen moeten werken in plaats van de agressors? Absoluut. Het leven is oneerlijk. Maar oversteken zonder te kijken omdat een ander niet het recht heeft om jou aan te rijden, heeft voor jou ergere gevolgen dan voor degene die jou aanrijdt.
Wat ik me probeer te bedenken bij alles wat met kinderen opvoeden en lesgeven te maken heeft: doen we dit echt voor het kind? Hebben we een goed beeld van wat er op verschillende termijnen goed is – voor dat kind? Of nemen we zelf de plek van dat kind in, en handelen we naar hoe wij het zelf graag zouden willen hebben?
Ik geloof dat kinderen een goede start kunnen maken met weerbaarheid, een stap die hen een leven lang van nut zal zijn. En ik denk dat de principes van zelfverdediging ook goed te leren zijn voor kinderen. Ik denk dat bevoegde professionals een goed leertraject weerbaarheid zouden kunnen ontwikkelen. Tussen relationele en seksuele vorming, zwemles, verkeersles en alle andere vakken zou dat prima een plek kunnen hebben.
————————————————————————————————
* De werkelijkheid van LongCovid zou jongeren zo bang maken dat ze spontaan LongCovid zouden krijgen. Dat is natuurlijk onzin: de enige manier om LongCovid te krijgen is door besmet te raken met het covid-virus. En die kans wordt natuurlijk juist groter als je jongeren ervan overtuigt dat de gevolgen minder erg zijn dan ze daadwerkelijk zijn.