“Ja maar wat als”-vragen lijken heel vervelend voor ons als instructeurs, maar eigenlijk zijn ze heel belangrijk. In de meest positieve zin betekenen ze dat je leerling zelf gaat nadenken over hoe dingen in elkaar zitten. In negatieve zin duiden ze vaak op weerstand om zelfverdediging te leren. Daarom is het belangrijk om te weten wat er achter die vraag zit.
Zoeken naar het einde van je mogelijkheden
Nadat ik een paar jaar had lesgegeven, begon ik me af te vragen waarom zoveel vrouwen vragen: “Maar als hij dit doet, dan kun je toch niks meer doen?” De manier waarop die vraag meestal wordt gesteld, geeft mij het idee dat de vraagsteller eigenlijk wil horen: “Ja, dan is het afgelopen.” Ik snapte dat niet. Waarom zou iemand zoiets willen horen?
Nou, inmiddels weet ik één hele goede reden waarom vrouwen graag dat antwoord willen horen: in onze samenleving is elke vorm van geweld taboe voor vrouwen. Er ligt een heel sterk moreel oordeel op: “Als jij iemand pijn doet, ben je slecht.” Dit oordeel is zó fundamentalistisch dat zelfs als iemand anders jou aanvalt, je nog steeds “slecht bent” als je fysiek geweld gebruikt om je te verdedigen.
Daarom is het logisch dat je wilt horen dat je je niet kunt verdedigen. Want als je het niet kunt, hoef je het ook niet te willen. Als je het niet kunt, kun je je er niet “schuldig” aan maken.
Als je dus op zelfverdediging gaat, ga je iets doen dat je in feite helemaal niet mag. Dat veroorzaakt tegenstrijdige gevoelens. In de psychologie heet dat “cognitieve dissonantie”: je doet iets wat niet strookt met je overtuigingen. Dan is het dus een hele verlossing om erachter te komen dat je het niet kunt! Zo’n grote verlossing dat je liever gelooft dat je het niet kunt, dan de waarheid onder ogen zien dat je het wél kunt.
En dan ga je dus zelf op zoek naar de extreme omstandigheden waaronder het afgelopen zou zijn. Je vraagt net zo lang “Ja maar als” (“Ja maar als ik nou op de grond lig met beide handen vastgebonden en en en”) tot je als antwoord krijgt: “Nee, dan kun je echt niks meer doen.”
En dat is precies wat ik vaak bij “Ja maar”-vragers zie. Ze staan er ongemakkelijk bij terwijl ze de “Ja maar”-vragen stellen, maar op het moment dat je zegt: “Nee, dan is het wel afgelopen” komt er een zucht van verlichting.
Dat is best raar, toch? Je verwacht niet echt opluchting als je iemand vertelt dat inderdaad niet alles mogelijk is, en dat het een keer ergens ophoudt. Je verwacht eerder woede, verdriet, frustratie… Dus als je die opluchting ziet, dan weet je dat er ergens iets niet klopt. De vraagsteller is niet op zoek om iets te leren, maar wil een reden om niet te hoeven leren.
Wat zou een kind doen?
Maar wacht even – hoe zijn we hier ooit terechtgekomen? Zou een kind die overtuiging ook hebben? Vinden kinderen dat ze zich niet mogen verdedigen tegen mensen die gemeen tegen ze doen? Zou een kind net zo lang op zoek gaan naar een extreme, verzonnen situatie waarin datgene wat ze wil niet zou lukken, om daarna maar te besluiten dat het geen zin heeft?
Je raadt het al: ik geloof dit niet. Kinderen worden boos, kinderen duwen andere kinderen weg als die iets gemeens doen, kinderen verdedigen zich met geweld tegen hun leeftijdsgenootjes (en kunnen zelfs behoorlijk lastig zijn voor hun ouders). Laatst zei één van mijn leraren tegen een medeleerling: “Het idee dat jij niet goed genoeg bent, komt niet van jou! Dit is onzin! Geen enkel kind denkt dit over zichzelf. Iemand heeft dat in jou gestopt.”
Zo is het ook met deze overtuiging. Zoals ik al eerder schreef (en nog eerder): dit is een extremistische, fundamentalistische overtuiging. Als jij je niet mag verdedigen en je doet dat wel, dan ben je slecht? Dat betekent dat je anderen toestemming geeft om jou aan te vallen. En om anderen aan te vallen. Mensen die anderen aanvallen, krijgen dus meer rechten dan mensen die aangevallen worden. En dat is onzinnig.
Wat zou een kind geloven?
Gaat een kind op zoek naar de bevestiging dat ze het niet kan? Heeft een kind ooit uit zichzelf de overtuiging dat het iets niet kan? Volgens mij is ook dat onzin. Het kind kan die overtuiging krijgen als het geconfronteerd wordt met iets dat echt veel te moeilijk is om te doen. Maar dan hebben we het wel over zeer extreme situaties. Als je ziet hoeveel moeite kinderen doen om te leren lopen, bijvoorbeeld. Steeds weer vallen, steeds onhandig voortstrompelen, en dan toch doorgaan!
Hoe komen we dan toch aan dat idee dat we het niet kunnen?
Ik denk dat we eerst op zoek moeten naar wat dat eigenlijk voor idee is. Wat is datgene dat je niet zou kunnen, en hoe kom je aan dat idee? Als ik kijk naar de vrouwen die deze overtuiging hebben, zie ik vrouwen met twee armen, twee benen, een goed stel hersens, voldoende spiermassa, en genoeg uithoudingsvermogen, oplettendheid en controle over hun lichaam om ’s avonds op een fiets door het niet-bepaald-leuke Utrechtse verkeer naar mijn lessen te kunnen rijden. Hoezo zou zo’n vrouw zich niet kunnen verdedigen?
Ik denk dat deze overtuiging niks te maken heeft met hoe jij jouw leven met jouw lichaam fysiek ervaart. Het is een puur mentale overtuiging.
“Ja maar een man is toch altijd sterker”
Nummer één in het rijtje “Ja maar” is dat mannen toch sterker zijn. Dat kunnen we ons allemaal heel goed voorstellen, alleen is het voor zelfverdediging niet relevant. Niet omdat het geen verschil maakt hoe sterk je bent, maar omdat een aanvaller altijd groter en sterker is; daar zoekt hij zijn slachtoffers ten slotte op uit. Dus ook als ik als man wordt aangevallen, staat er iemand tegenover me die groter en sterker is. Daar gáát zelfverdediging nou juist over.
Even voor de duidelijkheid: als ik de vrouwen die zichzelf niet sterk genoeg vinden, tegen een kussen laat slaan, slaan ze allemaal hard genoeg om iemand K.O. te slaan. Ze zijn niet per sé heel sterk, maar ze kunnen het effect dat ze nodig hebben, bereiken. Want pas op: “sterk zijn” gaat niet over kilo’s optillen; het gaat over of je je opdracht uit kunt voeren.
Kijk, en daar hebben vrouwen nou juist een aantal voordelen:
1. Vrouwen hebben soepeler gewrichten. Handig als je uit klemmen wilt komen. Als man denk je dat je haar hebt, maar dat gewricht kan nog veel verder de andere kant op.
2. Vrouwen hebben langzamere adrenaline. Bij mannen komt adrenaline direct op gang, waardoor wij vaak overmand worden door emotie. Ons rationele denken gaat gelijk de deur uit. Maar bij vrouwen komt adrenaline langzamer op gang. Daardoor kun je als vrouw plannen wat je met je adrenaline gaat doen. “It’s a super power,” zegt mijn leraar Rory Miller.
3. Vrouwen hebben een hogere pijngrens. Elke maand worden jullie geconfronteerd met pijn. En het is precies de juiste pijn om te leren omgaan met tegenslagen: het is pijn waar je niks aan kunt doen, die er gewoon is zonder dat het jouw schuld is. Dus je bent gewend aan deze pijn en je gaat gewoon door met functioneren. Wij mannen kunnen dat niet eens ervaren. En wat dacht je van een kind baren? Jullie zijn gemaakt om pijn te doorstaan.
Ja maar mannen zijn toch gemaakt om te vechten?
Klopt. Maar dat is alleen niet omdat we er beter in zouden zijn. Het is omdat we vervangbaar zijn.
Stel je twee stammen voor, A en B: A bestaat uit 1 man en 10 vrouwen. B bestaat uit 10 mannen en 1 vrouw. Wie zal er blijven bestaan? Stam A kan in één keer 10 kinderen produceren. Stam B Maar 1. En hoeveel mannen heb je nodig om 10 kinderen te produceren? Ééntje is genoeg. Dus als die sabeltandtijger eraan komt, wie stuur je daar dan heen? Mannen of vrouwen? Mannen natuurlijk! Raak je er een paar kwijt, dan is dat niet zo erg.
Ja maar, waarom zeggen we dan altijd dat vrouwen zwakker zijn?
Hmmmmm – goeie vraag. Stel je eens voor dat we dat niet zouden doen? Stel je voor dat vrouwen op zouden groeien als mannen, dat ze zo zouden blijven als ze als kinderen waren. Dat ze net als kinderen voor zichzelf zouden opkomen en zich tegen hun leeftijdsgenootjes zouden verzetten. En bedenk wat er dan zou gebeuren als ze de drie voordelen die ik hierboven heb genoemd, voor zichzelf zouden inzetten.
En stel je nu eens voor dat één dag lang, alle vrouwen in Nederland het niet zouden pikken:
“Ga zelf maar koffie halen, het apparaat staat daar. Opdonderen.”
“Ik ben zelf m’n fiets aan het repareren. Opdonderen.”
“Ik heb jou nog nooit eerder gezien. Ik ben je schatje niet. Opdonderen.”
“Ik glimlach niet op commando. Opdonderen.”
“En nou blijf je met je poten van me af. Opdonderen.”
1 dag. Alle vrouwen.
Heb je er een beeld bij? Ik wel. Wij mannen zouden ZO de pineut zijn. Al onze trucjes, onze manipulaties, onze stoerdoenerij en onze intimidaties zouden niet meer werken.
Begrijp je nu waarom onze hele maatschappij erop is ingericht om vrouwen klein te houden?
Omdat we doodsbang zijn voor wat er gebeurt als jullie je ketenen van je afschudden en uit je kooitjes breken.
Dus verzinnen we alles wat we kunnen om jullie klein te houden. Alle zakken op jullie kleding zijn nep, zodat je niet voor je eigen spullen kunt zorgen. We maken speciale roze pennen “Voor haar” om te betuttelen wat jullie schrijven. We hebben speelgoed voor meisjes, waar meisjes er goed uit mogen zien maar niks mogen DOEN. En mocht je als atleet iets presteren, dan vragen we alleen hoe je je outfit hebt gekozen.
Zo bereiden we jullie voor op een leven waarin je niet effectief mag zijn. Een leven van onderdanigheid en passiviteit.
Geen kind is hulpeloos. Hulpeloosheid is aangeleerd.
Zelfverdediging is niets speciaals
Als we al deze overtuigingen niet zouden hebben, en we zouden kijken naar wat er daadwerkelijk is, dan zien we dus dat we allemaal ons leven beginnen als kinderen die voor zichzelf opkomen, die leeftijdsgenootjes van zich afduwen als die vervelend doen.
We zien dat de vrouwen die in mijn les zeggen dat ze het niet kunnen, maandelijks omgaan met oneerlijke, onvermijdelijke pijn, dat ze hun fiets door het gevaarlijke Utrechtse verkeer kunnen besturen (en ongetwijfeld allerlei andere sporten prima kunnen doen).
Al deze dingen verschillen niet wezenlijk van vechten. Het belangrijkste dat Rory me vertelde toen ik vorig jaar met hem praatte, was: “It’s not special. Don’t make it special!” Alle alledaagse bewegingen die je maakt, verschillen niet wezenlijk van vechten. En jullie voelen in het sussen, de-escaleren en lijdend ondergaan al alle pijn die je in een gevecht ook zou hebben.
Ik kan dit niet beter dan jullie
In de les oefenen we met improviseren. Dat is de belangrijkste skill die je nodig hebt om om te gaan met de chaos van een gevecht (en het leven). Meestal als iemand met een “Ja maar”-vraag komt, zeg ik: ok, doe het maar voor. En dan laat ik zien wat ik improviseer in die situatie.
En dan krijg ik de volgende “Ja maar”: “Ja maar jij bent getraind.” En dat is dus nou juist niet zo. Want we oefenen met improviseren. Ik kan echt niet voorzien met wat voor rare “Ja maars” jullie komen. Er is niks in mij getraind voor die specifieke rare situatie die je nu voordoet.
Er is niet speciaals aan mij waardoor ik dit wel zou kunnen en jij niet.
Het enige verschil is dat ik iets eerder ben begonnen me hierin te verdiepen. Maar alle belangrijke dingen heb ik pas na mijn 30ste geleerd. Dus ook voor jullie is er tijd zat om dit te leren.
Oké, niet het enige verschil. Het belangrijkste verschil is dat ik niet die overtuigingen heb. Ik heb niet de overtuiging dat ik me niet mag verdedigen. Ik heb niet de overtuiging dat ik het niet kan. Ik heb niet de overtuiging dat er een juist antwoord op elke situatie is, en dat als ik dat antwoord niet weet, ik het niet goed doe. Ik heb niet de overtuiging dat ik voor alles een oplossing moet hebben voor ik aan de volgende seconde kan beginnen.
Rory, met zijn 17 jaar als crisis interventie medewerker in zwaar bewaakte gevangenissen, gaf me een bericht mee voor jullie: “Het belangrijkste dat ze moeten weten is: You can make it work.”
Ik vind dat een heel mooie uitspraak. Het verbeeldt voor mij de chaos en de onzekerheid van het leven. Niet: “Je kunt het”, maar gewoon, zo goed en zo kwaad als het gaat: jij kunt er iets van maken. Hij heeft er vertrouwen in. En ik ook.
Gisteravond gelezen, zwaar onder de indruk, vannacht zelfs nog mee bezig geweest merkte ik.
Heb zelf nog wel een paar ‘ja maar’ situaties maar dan niet dat ik denk verloren te zijn maar wel mogelijkheden zou willen zien/leren kennen.
En het kind, zo waar! En moet je je eens voorstellen dat je als kind, hetzij door je opvoeding, hetzij door (seksueel) geweld, hetzij door beide…al van je kracht om voor jezelf op te komen weggerukt bent?
Deze blog.. I love it.
Stof tot nadenken en er wat mee doen! Dankjewel.
Hartelijk dank voor je reactie, Maaike!