In de afgelopen week heb ik een aantal goeie kritische reacties gekregen op mijn vorige post. Zoals één lezer het verwoordde:
“Volgens mij is het precies omgekeerd. Het probleem waarom veel vrouwen bij zo’n foute man blijven, ondanks dat ze zien dat hij anderen schade toebrengt, is juist dat deze vrouwen geloven dat elk mens van nature goed is.”
Daar heeft ze helemaal gelijk in – dat is óók een oorzaak van het probleem. Alleen is er één verschil met wat ik bedoelde: het woordje elk.
Slechte mensen bestaan
Niet elk mens is van nature goed. Sorry.
1 tot 4% van de mensen, dus zeg ergens tussen 1 op de 100 en 1 op de 25 mensen, heeft geen geweten.
Deze mensen hebben geen empathie. Ze kunnen geen emotionele band vormen met een ander wezen.
Ze kunnen overigens wel héél erg goed doen alsof. Het is voor normale mensen heel, heel erg moeilijk om ze te ontmaskeren. Ze zijn vaak heel charmant, en maken het liefst gebruik van jóuw empathie. Krokodilletranen zijn voor hen een geliefd middel.
Ze kunnen dus niet alleen anderen makkelijk kwetsen, ze doen het ook graag, omdat de grote drijfveer van normale mensen – liefde – voor hen niet bestaat. Ze leven voor het spel, voor het domineren, kwetsen en kleineren van anderen.
En dat is niet natuurlijk.
Niet-slecht-zijn in de natuur
Bij de natuur praten we vaak over de dooddoener “survival of the fittest”. Elk dier dat niet snel, slim of sterk genoeg is, wordt opgegeten, en alleen de sterksten, slimsten en snelsten blijven over.
Maar eigenlijk is dat niet een goede omschrijving van de natuur.
Als kind vond ik spinnen al interessant. Ik ving er vaak een aantal en die zette ik dan binnen een soort zandkasteel, om ze beter te kunnen bekijken.
Als ik zou geloven dat dieren en mensen alleen voor zichzelf zouden kiezen, en alleen de sterksten overleven, dan zou mijn experiment er als volgt uitzien:
De spinnen zitten opgesloten met elkaar. De grootste, snelste en sterkste eten onmiddellijk de kleintjes op. Het zijn nou eenmaal roofdieren. Daar worden ze nog sterker van, en dat geeft ze nog meer energie om elkaar aan te vallen, totdat de alleen de allersterkste overblijven.
Alleen, dat gebeurde dus nooit.
De spinnen liepen meestal om elkaar heen, en zelfs als ze elkaar aanraakten, ontstond er nooit een gevecht.
Waarom werkt niet-slecht-zijn?
“Alleen de sterksten overleven” klopt natuurlijk ook niet helemaal, want elk individu, mens of dier, gaat uiteindelijk dood. Er overleeft helemaal geen individu.
Er is eigenlijk maar één ding dat overleeft: het gen. Het kleinste stukje materiaal dat de bouwtekening bevat van een eigenschap: dat wordt bij voortplanting gekopieerd en blijft dus bestaan.
En het grappige van een gen is, dat het niet alleen in onszelf aanwezig is, maar ook in onze naasten. Jouw ouders, broers, zussen, neefjes en nichtjes en ga zo maar door hebben vaak ook exacte kopieën van dit gen. Zelfs dieren van andere soorten hebben kopieën van dit gen.
Een gen dat wordt beschermd door andere individuen die ook dat gen dragen, heeft dus meer kans om te overleven.
Met andere woorden: ieder levend wezen dat nu bestaat, leeft nog omdat er ooit een ander levend wezen voor heeft gezorgd. Zó natuurlijk is niet-slecht-zijn.
Accepteer het probleem – niet de situatie
De reden dat ik vertelde hoezeer “niet slecht zijn” zit verankerd in het mens-zijn, is om te benadrukken hoe erg er iets mis is met mensen die wél slecht zijn.
Maatschappelijk is het natuurlijk not done om te zeggen dat er ook slechte mensen bestaan. Je kunt er ook uren over discussiëren wat nou eigenlijk “slecht” is.
Dat is leuk, als je in veiligheid bent. Zodra jouw veiligheid in het geding is, wordt die discussie zinloos.
Wat werkt om jouw veiligheid te vergroten? Accepteer dat er zowel niet-slechte als slechte mensen bestaan, en maak een keuze.
Stel jezelf een ander soort vragen
De truc is om je niet te blijven concentreren op het negatieve. Niet te blijven nadenken: hoe erg is het nou eigenlijk. Is het echt heel erg? Is het ene erger dan het andere? Is het echt onoverkomelijk? Zit er niet toch nog ergens een greintje goedheid in hem? – want daar kom je nooit uit.
Gelukkig is dat de vraag ook niet. De vraag is heel simpel:
Is dit een gelukkige liefdesrelatie?
Of, als je vrienden met iemand bent, is dit een goeie vriendschap?
Geeft hij me alle vrijheid en support om te zijn wie ik ben? Vindt hij het heerlijk om alles te zien wat ik doe, en vind ik het heerlijk om alles te zien wat hij doet?
Precies hetzelfde met verkrachting. De vraag is niet: heb ik wel hard genoeg nee gezegd, heb ik wel genoeg gedaan om het te stoppen, was er misschien toch iets in mij dat het wilde?
De vraag is: ging ik erin met een grote glimlach en de woorden “Hell yeah!” op mijn lippen? Nee? Nou dan was het geen wederzijdse seks. Punt.
Stappen om te kiezen voor niet-slechte mensen
De eerste drempel waar je overheen moet, is de drempel om van jezelf te gaan houden. Jij verdient een niet-defecte vriend. Er bestaan niet-slechte mensen, en jij verdient het om daarmee omringd te worden.
De tweede drempel is de drempel om slechte mensen geen vierde, vijfde of zesde kans meer te geven. Dr Martha Stout, schrijfster van het boek The Sociopath Next Door, schrijft:
“Één leugen, gebroken belofte of nagelaten verantwoordelijkheid zou een misverstand kunnen zijn. Twee zou nog een grote vergissing kunnen zijn. Maar drie zegt dat je met een leugenaar te maken hebt, en liegen is de belangrijkste strategie van gewetenloos gedrag. Laat alles achter en zorg dat je daar zo snel mogelijk wegkomt.”
Beter advies kun je niet krijgen.