Afgelopen week kwam ik op Twitter de afbeelding hieronder tegen. Een column in een krant over dochters. Die dochters – jullie dochters – zitten bij mij in de les. Ik hoor niet alleen hun openhartige verhalen; ik zie ook waar ze zijn, in hun leven. Ik zie wat ze horen, wat ze geloven. Maar ik zie ook vooral wat ze niet horen. Wat ze niet geloven. Ik gun jullie dochters zoveel meer.
Hoe zijn we hier terecht gekomen?
“Ja maar, in zo’n situatie kun je toch helemaal niks doen?” hoor ik vaak van leerlingen. En in eerste instantie ben ik dan altijd geneigd in te gaan op de inhoud. Waarom er altijd dingen zijn die je kunt doen. Maar eigenlijk kun je ook naar de vraag op zich kijken. De vraag als symptoom zien.
Want wat voor wereldbeeld gaat er schuil achter die vraag? Hoe ziet je wereld eruit als je nu al met zekerheid denkt te kunnen zeggen dat je “niks kunt doen”? Hoe zijn we hier terecht gekomen?
Want geen kind wordt zo geboren. Elk kind kan een vuist maken – maar in de les hebben leerlingen er de grootste moeite mee. Elk kind leert lopen. Er is geen kind dat na twee keer vallen zegt, “ik ben hier gewoon niet goed in” en dan maar blijft kruipen. Ieder mens kan dus zijn of haar lichaam besturen. Bewegen om te vechten en bewegen om te lopen, koken, opruimen, fietsen of wat dan ook verschillen niet van elkaar. Iedereen kan vechten.
Nou ja, één verschil is er wel. Vechten is op een heel directe manier invloed hebben op je omgeving. Vechten is jouw aandeel in de wereld opeisen. Jouw vijftig procent van de interactie. En ook dat hebben we allemaal ooit gekund. Want huilde jullie dochter niet, als baby? Schreeuwde ze niet? Greep ze niet naar speelgoed en eten? Trappelde ze niet, maakte ze geen vuisten? Toen ze leerde praten, vroeg ze niet om dingen? Kroop en liep ze niet naar dingen toe die ze wilde? Wees ze niet naar dingen – “Dat wil ik?”
Ergens – ergens tussen de tijd dat ze een baby was en de tijd dat ze in mijn les zit, is dat… uitgedoofd. Maar dat kan natuurlijk niet. Je kunt dat soort capaciteiten niet kwijt raken. En het goeie nieuws is: ergens zit dat er dus ook nog allemaal in. Ja, ook vechten.
Wat niet besproken wordt, groeit in de duisternis
Toen ik de column las, dacht ik: zou iemand dit ook over zoons schrijven? Zoons worden ook misbruikt en verkracht. Zouden we daar dezelfde woorden voor gebruiken? Dezelfde bezorgdheid?
De column verzucht: “[Ze moeten kunnen] schuilen voor de regen zonder dat iemand met duisternis in zijn hoofd ze opwacht.” Hoe sneller je begrijpt dat dit geen realistische wens is, hoe beter. Er zullen altijd mensen met duisternis in hun hoofd zijn. En die zullen altijd anderen blijven opwachten. De wereld is geen Disneyland.
Maar dan. Is het dan klaar? Want verder dan die regel gaat het niet. We zijn bezorgd dat ze zo iemand tegenkomen. Want dan. Want dan… is het afgelopen? Zeggen we dat ook tegen zoons zo? Zijn we op diezelfde manier bezorgd over zoons, en uiten we dat ook zo? Of denken we over zoons: “Als iemand met duisternis in zijn hoofd ze opwacht, dan is het nog lang niet voorbij. Mijn zoon redt zich wel.”
Ik probeer me voor te stellen hoe het is als je ouders bezorgd over je zijn. Ik snap het – absoluut. Maar ik probeer te kijken naar wat het effect is op jullie dochter. Spreekt het vertrouwen in haar? En als jullie al niet het vertrouwen hebben dat je dochter heelhuids uit die situatie komt – hoe moet je dochter dat vertrouwen dan hebben?
En als ze dat vertrouwen niet heeft – waarom zou ze dan denken dat ze iets zou kunnen doen? Waarom zou ze dan inderdaad niet geloven, “Ja maar, in zo’n situatie kun je toch helemaal niks doen?”
Natuurlijk – vertrouwen zonder basis helpt niets. Maar we moeten ergens beginnen. Ergens moeten we de cirkel doorbreken. Ergens moeten we jullie dochter laten zien en ervaren dat het nog niet voorbij is als iemand met duisternis in zijn hoofd ze opwacht.
En de vraag is: kunnen we dat wel aan iemand anders overlaten? Op de middelbare school kreeg ik seksuele voorlichting. Bij biologie. Wat moet waarin, en hoe krijg je kinderen. Heel klinisch allemaal. Geen woord over plezier. Geen woord over toestemming.
Geen woord over toestemming. Geen woord over hoe je dan die relatie kreeg, en wanneer het dan tijd was voor seks. Dat jij dat mag bepalen. Dat je altijd “nee” mag zeggen. En dat er mensen bestaan met duisternis in hun hoofd, die over jouw grenzen heen willen gaan. En wat je daaraan kunt doen. Alleen onze docent Latijn – held – vertelde ons tijdens het bespreken van een gedicht dat je nooit iemand mag bedreigen om een liefdesrelatie met jou aan te gaan.
Ik denk wel eens: we bespreken de dingen niet, omdat we er zelf niet naar willen kijken. We vertellen dochters het verhaal tot aan de man met duisternis in zijn hoofd die hen opwacht. De rest vertellen we niet. We laten hen over aan de onbenoemde gedachten over wat dat betekent.
En ik zou het niet gek vinden als het beeld wat ze daaraan over houden is: daarachter ligt iets enorms en duisters en daar kun je niks tegen doen. Er is geen probleem ter wereld dat je kunt oplossen door het te negeren. En dingen waar je niet naar wilt kijken, worden alleen maar groter en erger.
De tijger en de kersenboom
Over wie gaat die column eigenlijk? Ik denk: hij gaat niet over dochters. Hij gaat over ouders.
Een van de hardste mannen onder wie ik getraind heb, met waarschijnlijk de meeste ervaring in échte geweldsincidenten, gaf me deze boodschap mee, voor mijn leerlingen, voor jullie dochters: “Jullie zijn tijgers. Maar jullie leven zo lang in een dierentuin, dat je zelf niet meer weet dat je een tijger bent. Dat maakt echter niet uit. Je bent nog steeds een tijger.”
Sterk zijn, veerkrachtig zijn, kunnen ingrijpen, kunnen beslissen, “nee” kunnen zeggen, kunnen vechten en ontsnappen: dat is ons geboorterecht. Dat kunnen we allemaal. We zijn niet tig miljoen jaar geëvolueerd om “niks te kunnen doen”.
Soms denk ik: we voeden zoons op tot tijgers, en dochters tot kersenbomen. Zoons om sterk te zijn; dochters om mooi te zijn. Maar kersenbloesems zijn kwetsbaar. Een flinke regenbui of een voorjaarsstorm, en ze zijn verdwenen. En ze zijn er maar een paar dagen. Daarna sterven ze.
Is dat hoe we onze dochters het liefst zien? Willen we ze voor eeuwig als kersenbloesem houden? Want dat is de boodschap die we ze meegeven, door onze bezorgdheid. De boodschap dat ze kwetsbaar zijn, in plaats van sterk. En het erge is: die boodschap geloven ze. Ook al is hij niet waar.
En zo blijven ze meisjes, blijven ze kinderen. Mannen willen als date, zelfs tot op hun vijftigste, een meisje van begin twintig. Op allerlei manieren lijken we wel niet te willen dat onze dochters opgroeien.
Mag jouw meisje een vrouw worden?
In het artikel over dating en leeftijden merkt de analist op dat “de verlangens van mannen nooit volwassen worden”. Geldt dat ook voor onze maatschappij? Vinden we dochters mooi en leuk en prachtig zolang ze meisjes zijn, en is het voorbij als ze eenmaal vrouw worden?
En wat betekent dat dan, “vrouw worden”? Misschien hebben we daar wel helemaal geen beeld bij. In het boek Nice girls don’t get the corner office beschrijft Dr Frankel het verschil tussen meisjes en vrouwen terloops: de volwassenheid en vooral de groei van onwetendheid naar expertise en kracht. Misschien willen wij graag dat onwetende meisje behouden. Maar dat gaat over ons. Dat is niet per se wat het beste is voor jullie dochter.
In een ander artikel van de site Jezebel beschrijven vrouwen dat mannen al geïnteresseerd zijn in de lichamen van meisjes voor dat die meisjes dat zelf doorhebben. Ik denk dat het belangrijk is dat jullie dochters die aandacht voor zijn. Dat je ze uitlegt wat het betekent dat hun lichaam verandert, wat mannen van hen willen, en dat ze daar niet in mee hoeven te gaan. Dat ze daar zelf de baas over mogen zijn. Want vinden we het echt zielig voor hen om met die werkelijkheid geconfronteerd te worden? Of vinden we het zielig voor onszelf? Voor ons eigen beeld van “meisjes”?
Dat betekent dat we vroeg moeten beginnen met seksuele voorlichting, en dat daarin het thema “toestemming” een heel belangrijke rol moet spelen. Maar niet uit angst. Niet uit bezorgdheid. Uit de basis van kracht. In de psychologie wordt hiervoor vaak het idee van de cirkel van veiligheid gebruikt. En jammer genoeg zijn de plaatjes daarvan nogal misleidend.
Uit het plaatje zou je namelijk kunnen afleiden dat je als een soort helikopter-ouder de hele tijd boven dat kind hangt, en het beschermt tegen alles wat langskomt. Dat is nou juist niet de bedoeling. De bedoeling is dat jij op een bankje gaat zitten en dat het kind bij je weg gaat, de wereld in. Jij blijft daar zitten, met aandacht, en je moedigt het kind aan. Het kind weet daardoor dat het altijd weer bij jou terug kan komen. Maar vooral: het kind ervaart dat er iemand vertrouwen in haar heeft. Het gaat de wereld in, en maakt dingen mee. Daarna komt het weer terug bij jou, en deelt die ervaringen met jou.
En die ervaringen zijn soms pijnlijk. Maar dat hoort erbij. Onze huid is gemaakt voor krassen, schrammen, schaafwonden, blauwe plekken. We kunnen heel veel hebben. En daar worden we sterker van. We worden sterker als dingen ons toch lukken, ondanks dat ze moeilijk waren.
Dat is belangrijk om te snappen. Volhouden om niks, is niet helpend. Dat leert je alleen maar hulpeloosheid aan. Een uitdaging die te groot is voor ons, maakt ons alleen maar zwakker. Het is dus belangrijk dat uitdagingen passen bij ons niveau. Je wil nul herhalingen van verliezen.
Maar zonder uitdagingen, zonder krassen en schrammen en blauwe plekken van het vallen en opstaan, kun je ook niet ervaren wat een overwinning is. En dat is nou juist wat ik jullie dochters toewens. Die ervaring van overwinnen. En het is heel belangrijk dat jullie dochter daarbij te horen krijgt: “Ik denk dat je het kunt.”
Wees niet voorzichtig met jullie dochters
Ik gun het jullie dochters al vroeg te ontdekken hoe krachtig ze zijn. En om die kennis nooit meer kwijt te raken. Ergens worden ze overspoeld door de Roze Tsunami, maar vergis je niet. Goeie sporten voor meisjes zijn: freerunning/parkour, judo/karate, capoeira, kickboksen en alles waar je maar leert invloed te hebben op de wereld om je heen. En bij deze sporten leer je ook dat de wereld soms hard is. Je leert uitdagingen te overwinnen. Je leert om te gaan met pijn. Je leert dat je krachtig bent.
Ik denk dus dat het belangrijk is dat we juist ophouden met voorzichtig zijn met dochters. Dat we ze eerlijk en op tijd vertellen dat er mensen zijn met duisternis in hun hoofd die ze opwachten – en wat dat precies betekent. Wat die personen willen, dat je daar absoluut niet in mee hoeft te gaan, en wat je daarvoor kunt leren.
Dat we ze aanmoedigen om krassen en schaafwonden en blauwe plekken te gaan halen, en ondanks die pijn te overwinnen. Dat we ze niet meer ontmoedigen als het even niet lukt. Dat we ze niet meer klein houden.
Ik heb ze in mijn les, jullie dochters. Ik heb allang gezien hoe krachtig ze zijn. Maar het zit soms zo diep verborgen. Zo diep verstopt onder taboes en duisternis en angst en een gebrek aan vertrouwen. Ik gun het ze dat hun kracht altijd aan de oppervlakte mag zijn. Dat hun kracht altijd beschikbaar mag zijn.
Dat ze tijgers mogen worden. Dat ze vrouw mogen worden.