Een terugkerende vraag in mijn vakgebied is: zijn alle mannen eigenlijk potentieel verkrachters, of is het maar een kleine groep? Wat is eigenlijk de omvang van het probleem?
Steeds als er een verkrachtingszaak aan het licht komt, roepen mannen snel “not all men!” Vrouwen benadrukken juist hoe moeilijk het is om dan te weten wie wel en wie niet te vertrouwen is. Verkrachting is natuurlijk zwaar ondergerapporteerd, maar toch denk ik dat we iets kunnen zeggen over hoe groot het probleem is.
Deze post komt met een trigger waarschuwing, aangezien er details in staan over de recente verkrachtingen in Mazan.
Een kijkje achter de schermen?
Enkele weken geleden werd Mazan, een klein dorpje in Frankrijk, opgeschrikt door een verkrachtingszaak. Dominique Pélicot verkrachtte niet alleen zelf zijn vrouw; hij liet haar verkrachten door andere mannen, van wie er tot nu toe 53 zijn gevonden en aangeklaagd.
Dat hij zelf zijn vrouw verkrachtte, is niet heel opzienbarend: hij had al eerder een vrouw verkracht en vermoord. Maar dat hij in een dorpje van 6000 inwoners meer dan 50 mannen kon vinden om zijn vrouw te verkrachten, sloeg in als een bom. Hoeveel verkrachters lopen er wel niet rond?
Allereerst over de dader in het centrum van deze zaak: ja, zulke mensen bestaan. Hij verkrachtte en vermoordde eerder een makelaar. Een andere makelaar wist te ontkomen door hem van zich af te vechten. Hij documenteerde alle verkrachtingen van zijn vrouw. Hij maakte naaktfoto’s van zijn dochter. En uiteindelijk werd hij ontdekt doordat hij in een supermarkt onder de rokjes van vrouwen fotografeerde. Dit is natuurlijk alleen nog maar wat we weten: het kan zijn dat we nooit zullen ontdekken hoeveel vrouwen hij verkracht, aangerand en vermoord heeft.
Maar hoe zit het met de mannen die hij op liet draven om zijn vrouw te verkrachten? Waren dat niet allemaal gewone mannen met gewone banen? Hoe kan het dat het zo makkelijk is om in een dorpje van 6000 zielen meer dan 50 mannen te vinden die je jouw vrouw, gedrogeerd met slaappillen, kunt laten verkrachten?
Twee uitersten
In het debat over verkrachters hoor je vaak twee uitersten: ofwel alle mannen zijn potentiële verkrachters, ofwel verkrachters zijn maar een heel klein groepje. Ik denk dat allebei niet kloppen. En ja, er zijn een heel aantal factoren waardoor het moeilijk is precieze cijfers over aantallen verkrachtingen en aantallen daders te verkrijgen. Maar dat betekent niet dat we niets weten. We kunnen echt wel iets zeggen over aantallen, als we maar voorzichtig zijn met de cijfers die we hebben.
Om te beginnen is het belangrijk dat het aantal verkrachtingen niet hetzelfde is als het aantal daders of het aantal slachtoffers. Deze cijfers worden nogal eens door elkaar gehaald, maar een dader kan meerdere verkrachtingen plegen en slachtoffers kunnen meerdere keren verkracht worden. Dus het is belangrijk om steeds goed te kijken naar waar we over praten.
De eerste complicerende factor is dat er van verkrachting vaak geen aangifte wordt gedaan. De hoofdoorzaak daarvan is de manier waarop de verkrachting wordt gepleegd: die is ontworpen om kans op een aangifte zo klein mogelijk te maken. Een schatting is dat in minder dan 25% procent van de gevallen het slachtoffer ueberhaupt naar huisarts of Centrum Seksueel Geweld gaat.
Op basis van 100 verkrachtingen met 100 verschillende slachtoffers en 100 verschillende daders is de breakdown ongeveer als volgt:
100 verkrachtingen
23 hulpvragen
16 informerende gesprekken met politie
8 aangiftes
6 vervolgingen
2 veroordelingen
Maar in werkelijkheid kan dit cijfer nog veel lager liggen, omdat het aantal van 23 hulpvragen op 100 misdrijven nog een grove overschatting kan zijn.
Dit betekent dat het heel lastig is om te ontdekken of eenzelfde dader meerdere verkrachtingen heeft gepleegd. Het aantal veroordelingen is totaal niet representatief voor het daadwerkelijk aantal gepleegde misdrijven. Het cijfer “recidive” zegt dus ook niet zoveel: om een tweede veroordeling voor dezelfde dader te vinden, moeten dus 2 aangevers dat hele proces door zijn gegaan om bij de veroordeling uit te komen. Die kans is miniem.
Daarbij zien we wel eens over het hoofd dat de dader ook kan leren van dit hele proces. De dader weet nu ook hoe vervolging werkt, en kan zijn methodes nog beter afstemmen om aangifte en vervolging te voorkomen.
Cijfers die we wél hebben
Nu hebben we een aantal jaren geleden ineens een grote bak aan data gekregen. Een officier van justitie in de VS ontdekte een opslagplaats met 11,000 sets bewijsstukken (“rape kits”) die nog niet waren getest. Uit het testen bleek dat meer dan 30% van de daders al in de DNA-database van de FBI zat, vaak voor meerdere misdrijven. Een van de medewerkers aan dit onderzoek raakte overtuigd dat elke verkrachting als een serieverkrachting moet worden behandeld.
Ik denk dat ze daar gelijk in heeft. Verkrachting gaat niet over seks maar over macht. In de VS noemen we dit soort geweld “process predation”: geweld niet om iets te bereiken, maar om het geweld zelf. Geld kun je nog stelen om er eten mee te kopen als je honger hebt, maar verkrachting pleeg je om de verkrachting. En na de eerste verkrachting zijn er voor de dader maar twee opties: “Dit nooit meer” of “Dit is eigenlijk wel fijn”.
Met wat ik weet over hoe daders te werk gaan, denk ik dat een beetje slimme dader zo’n 2 verkrachtingen per maand pleegt zonder ooit vervolgd te worden, maar ik kan me voorstellen dat er nu verkrachters dit stuk zitten te lezen en lachen om hoezeer ik ze onderschat.
Wat ik tot nu toe beschreven heb, leidt allemaal naar het idee dat er veel verkrachtingen zijn die door dezelfde daders gepleegd worden, en dat het aantal daders dus in elk geval een stuk kleiner is dan het aantal verkrachtingen.
“Gewone mannen”
Maar hoe zit het dan met de 53 medeverdachten van Dominique Pélicot? De afgelopen weken is er veel geschreven over deze zaak: hij heeft natuurlijk nogal wat losgemaakt, maar het is belangrijk dat we zorgvuldig naar het probleem kijken.
Ten eerste wordt vaak benadrukt dat dit “gewone” mannen zouden zijn; er wordt zelfs gepraat over “random” mannen. Dat is natuurlijk niet zo. De dader rekruteerde mannen op een website die inmiddels afgesloten is, in een chatroom die “zonder haar medeweten” heette, waar mannen bespraken hoe ze vrouwen drogeerden en dan verkrachtten, zodat ze van niks zouden weten. Pélicot plaatste filmpjes van de verkrachtingen van zijn vrouw.
Mannen die daar rondhangen, die dus ueberhaupt zo’n chatroom hebben gezocht en weten te vinden, die er een account hebben aangemaakt en daar rondhingen – en die na het zien van verkrachtingsfilmpjes ook willen meedoen, dat is zo niet-random als maar kan zijn. Iedereen moet werken om z’n huis en eten te betalen, dus dat ze gewone beroepen hebben, zegt helemaal niks.
In de media lijken deze mannen slechts “medeplichtigen”. Zo noemt de dader ze, en dat zouden we natuurlijk nooit zomaar moeten overnemen. Ze lijken dat misschien, omdat ze ontdekt zijn na de eerste dader, maar dat is vanuit ons standpunt. Objectief gezien is elk van de daders een dader op zich, en zou dus ook weer als serieverkrachter beschouwd moeten worden.
Wat ik tot nu toe mis in de discussies is het feit dat, hoe klein de pakkans ook is, dat seksueel geweld een misdrijf is. En de plegers daarvan zijn laf. Naast het bevredigen van hun hobby staat voor hen op nummer 1: niet gepakt worden. “Niet gepakt worden” bepaalt volledig de manier waarop verkrachtingen gepleegd worden. En het hele principe van de chatroom waar deze mannen elkaar vonden, ademt dit principe.
Daarom is het belangrijk te beseffen dat daders die voor de rechter verschijnen, verre van representatief zijn voor de groep daders in het algemeen zijn. Dit zijn de prutsers die het niet eens gelukt is om hun doel belangrijkste doel te behalen. Als Pélicot niet zoveel van zijn misdrijven had gedocumenteerd op zijn telefoon, en als de politie in Mazan iets minder doortastend was geweest, weren er waarschijnlijk een stuk minder daders ontdekt.
De invloed van (verkrachtings)cultuur
Het is dus lastig te zeggen hoe representatief deze daders zijn voor alle daders, maar het lijkt erop het aantal verkrachtingen per dader hoog ligt, en dat betekent dat er dus minder daders nodig te zijn om tot eenzelfde aantal verkrachtingen te komen.
De volgende vraag is dan: hoe representatief zijn daders voor alle mannen?
Vooropgesteld: cultuur is nooit een excuus – het is niet zo dat daders niet weten dat ze iets verkeerds doen. Maar cultuur kan het wel veel makkelijker maken om een misdaad daadwerkelijk te begaan. Cultuur bepaalt niet wat een misdrijf is: een misdrijf is iets waarbij een ander schade wordt toegebracht, en dat is in elke cultuur, in elke tijd, hetzelfde. Cultuur kan wel bepalen in welke mate het toebrengen van schade aan anderen geaccepteerd wordt. Cultuur is dus een belangrijk instrument van daders.
Het iniatief The 11th Principle heeft een infographic gemaakt van een piramide van cultuur waarbij allerlei handelingen en overtuigingen op een schaal worden geplaatst die leiden naar verkrachting. Ik heb hier een aangepaste, Nederlandse versie van gemaakt:
Het idee van de piramide is dat gedrag en overtuigingen onderaan de piramide het gedrag verder naar boven normaliseren en mogelijk maken. Het is een handige manier om allerlei aspecten van cultuur bij elkaar te tonen, en te laten zien dat ze niet allemaal op zich staan, maar bij elkaar horen.
Wat ik minder handig vind aan deze piramide is dat hij het laat lijken alsof de overtuigingen en handelingen geleidelijk moeilijker te plegen worden hoe hoger je komt in de piramide. Ik zie dat dat een algemeen heersende opvatting is: dat elk stapje misdaad evenredig meer moeite kost. Van extreemrechtse politici wordt gezegd dat ze “radicaliseren” als ze een mensonterender uitspraak doen dan vorige week, die weer mensonterender was dan de week daarvoor.
Maar in de afgelopen jaren ben ik ervan overtuigd geraakt dat dit geen proces is. In On Killing beschrijft Grossman* dat soldaten op het slagveld over het algemeen weigeren tegenstanders te doden. Er lijkt een heel hoge drempel te zijn om een ander mens iets aan te doen. Er zijn echter wel dingen die het makkelijker maken om die drempel over te gaan. De bekendste is wat we tegenwoordig “othering” noemen: het als “anders” en vooral minder menselijk zien van de ander. Racisme, seksisme, en andere soorten discriminatie zijn vormen van othering.
De makkelijkste manier om anderen niet meer als mens te zien is om ervan overtuigd te zijn dat je zelf tot een soort “hogere”/”betere” groep behoort. En precies dat zien we nu als culturele overtuiging terrein winnen. In de VS maar ook in Nederland claimen “conservatieven” dat ze “alpha males” zijn (een onzinconcept dat niet bestaat): een groep die hoger en beter is dan de ander. Mannen vinden dat vrouwen “trad wives” horen te zijn die alleen maar achter het aanrecht mogen staan (niks traditioneels aan dit concept want het bestaat pas sinds begin 20ste eeuw), en hen moeten gehoorzamen. Via allerlei influencers verspreiden zij het idee dat mannen per definitie hoger/beter/sterker/slimmer zijn dan vrouwen (allemaal onzin uiteraard). Zij hebben vrouwen dus al per definitie ge-othered.
Als die drempel eenmaal is overgegaan, lijkt het juist heel makkelijk om de ander allerlei verschrikkelijke dingen aan te doen. Het lijk ook alsof er maar één drempel is, en niet een serie van drempels voor elke nieuwe misdaad. Mensen die een andere groep als “minder” weggezet hebben, zijn tot de meest verschrikkelijke dingen in staat. Dit is de reden dat ik ook moord en doodslag heb toegevoegd aan de piramide. Er is geen wezenlijk verschil tussen de verschil tussen het plegen van verschrikkingen als je de drempel eenmaal bent overgegaan.
Het probleem is natuurlijk dat we niet kunnen zien of en wanneer iemand die drempel is overgegaan. Dat zit in het hoofd van die persoon. Wat me wel opvalt is dat mensen meestal aannemen dat die drempel nu wordt overgegaan, terwijl die natuurlijk al heel lang geleden kan zijn overgegaan.
De verdachten in de zaak-Pélicot zijn die drempel natuurlijk allemaal al lang overgegaan. Zij beschouwen hun partner overduidelijk als ding. We kunnen schrikken van elke nieuwe misdaad die ze plegen, maar in wezen denk ik niet dat er een limiet is aan de wreedheden die iemand kan begaan als je de ander niet meer als mens ziet.
Nogmaals: cultuur is geen excuus. Het is maar zeer de vraag of je met een cultuur van mannelijke arrogantie mannen kunt overtuigen die niet eigenlijk al zelf die overtuiging hebben. Maar cultuur bepaalt wel in welke mate we daders de hand boven het hoofd houden. Cultuur heeft dus wél invloed op hoe geaccepteerd het is om verkrachting te plegen.
Normering
Wat cultuur dus ook kan doen, is normen stellen: “dit vinden we niet normaal, deze daders houden we de hand niet boven het hoofd.” Mede daarom is het belangrijk om onze woorden zorgvuldig te kiezen. De daders in deze zaak zijn geen normale mannen. Misschien zijn ze “normaal lijkend”, hebben ze “de schijn normaal te zijn”, of doen ze hun best om “normaal over te komen”. Normaal zijn ze niet.
Te zeggen dat ze normaal zijn, daar profiteert maar één groep van: de patriarchale mannen die vinden dat vrouwen minder/zwakker/dommer/ondergeschikt zijn. Die mannen vinden het namelijk normaal om verkrachting te plegen. Zij beschouwen vrouwen als ding dat hen seks moet geven en hen moet gehoorzamen. Als we verkrachters “normale mannen” gaan noemen, gaan we mee in hun beeld van de man. Wij zouden de norm moeten stellen dat dit niet normaal is, dat dit geen normale mannen zijn, om te laten zien dat we dit niet pikken en ze er niet mee weg laten komen.
Een andere problematische opmerking die ik vaak zie langskomen, is dat alle mannen profiteren van de misdrijven van verkrachters. Vrouwen zouden daardoor banger worden en eerder toegeven aan de druk van mannen. Dit is een schadelijk idee. Degenen die hiervan profiteren, zijn geen normale mannen, maar andere verkrachters. De enigen die hier wat aan hebben, zijn mannen die een vrouw willen controleren, kleineren, en gebruiken.
Voor normale mannen is deze ontwikkeling juist ook slecht. Angst en onbegrip maken het moeilijker om een connectie aan te gaan. Een verkeerd beeld van wat een normale man is en wil, zorgt alleen maar voor verstoring in relaties. Ook het idee dat alle mannen profiteren van de daden van verkrachters, is dus alleen maar koren op de molen van patriarchale mannen, die vinden dat vrouwen onderdanig moeten zijn en eigenlijk gewoon maar dingen zijn.
Cultuurverandering
Cultuur bepaalt welke misdaden we accepteren, en daarom is het belangrijk om een eerlijk, positief beeld te vieren van wat een man is. In je vriendengroep wil je niet verkrachters accepteren als “gewone” man die er ook gewoon bij hoort. Het is belangrijk dat gewone mannen zich uitspreken en duidelijk maken dat verkrachters, aanranders en patriarchale types in hun vriendengroep niet thuishoren.
De vraag hoeveel verkrachters er precies zijn, is misschien wel onmogelijk te beantwoorden. Verdachten en veroordeelden zijn niet representatief voor verkrachters over het algemeen. Verkrachters kunnen leuker, interessanter, grappiger en socialer overkomen dan gewone mannen. Proberen verkrachters te herkennen is de minst effectieve strategie om je veiligheid te bewaken.
Kan een cultuurverandering het aantal verkrachters en het aantal verkrachtingen verminderen? Ik weet het niet. Ik heb er in verschillende artikelen, zoals hier, en hier, en hier, en hier een antwoord op proberen te vinden, maar ik ben nog niet overtuigd of het wel of niet kan.
Maar wat ik wel zie, is dat omstanders vaak kennis hebben over aanranders en verkrachters die nieuwe leden van een vriendengroep, nieuwe collega’s of nieuwe deelnemers aan een gemeenschap zou kunnen beschermen. Dus ik denk dat het heel belangrijk is dat we allemaal, maar vooral mannen, luid en duidelijk moeten zijn dat verkrachters niet “normaal” zijn, dat verkrachting niet iets is wat je gewoon even wegwuift, en dat we verkrachters dus ook niet toelaten in onze gemeenschap.
En dat begint er wel mee dat we de overtuigingen van mannen als hoger/beter/sterker/sneller/slimmer al in de kiem smoren. Dat we niet meegaan in het frame dat de man de baas is over de vrouw. En dat we alert zijn op alle gedragingen in de piramide.
—————————————————————————–
* Grossman, D. On Killing. Little, Brown and company. New York, 1995.