Bij zelfverdediging en in de gevechtskunsten doe je vaak oefeningen met z’n tweeën. De een is aanvaller (in sommige gevechtskunsten “uke” genoemd), de ander verdediger. De “verdediger” is eigenlijk degene die aan het leren is. Voor haar is het belangrijk een goede “aanvaller” te hebben. Maar hoe wordt je nou een goede trainingspartner?
#1 Maak een nette aanval
We oefenen bijna altijd in slow motion. Dat is omdat je een beweging het beste goed aanleert door het langzaam te doen. “Eerst goed, dan snel” is het motto. Bovendien is het natuurlijk veiliger. Zelfverdediging is geen spelletje, en als je je echt zou verdedigen tegen je trainingspartner, zou je hem of haar zeker verwonden. Door die slow motion kun je natuurlijk wel mooi je slag aanpassen aan wat de verdediger doet. Maar dat is nou juist niet de bedoeling! Dat zou je immers op volle snelheid ook niet kunnen. Sla dus recht naar het doel, en wijk niet van de lijn van de aanval af om de verdediger te volgen.
#2 Sta op de juiste afstand
Een echte aanvaller wil jou raken. Die gaat dus niet 3 stappen van je verwijderd staan. Misschien wil je niet teveel druk op de “verdediger” leggen, en meet je je slag uit om 10cm voor haar gezicht te stoppen. Helaas, daar bewijs je haar geen dienst mee! Een echte aanval dringt door tot binnen het lichaam. Op die afstand moet je ook oefenen, anders is de verdediging niet effectief. Mik dus up een punt enkele centimeters onder de huid van de “verdediger”.
#3 Blijf zacht
Als aanvaller weet je natuurlijk welke verdediging er gaat komen. Het is dan ook heel makkelijk je daartegen te verzetten. Veel mensen maken hun armen bijvoorbeeld hard tijdens een slag, zodat de verdediger ze niet opzij kan duwen. In het echt is dat helaas niet mogelijk. Je kunt niet je arm hard en gespannen maken en tegelijkertijd slaan. Slaan gebeurt snel, en elke spierspanning zou daaraan afdoen. Zorg dus dat je alleen die kracht gebruikt die je in het echt zou gebruiken om te slaan.
Eigenlijk gaat het helemaal niet om de “aanvaller”. Jij bent er alleen om de verdediger te kunnen laten oefenen. Even later wissel je van rol, en dan wil jij natuurlijk een goede “aanvaller” tegenover je hebben staan. Ook al oefen je in slow motion, je kunt wel een zo realistisch mogelijke aanval maken. Zo ben je écht bezig je techniek te verbeteren, en werk je samen met je partner om de oefening effectief te maken.