Laatst las ik het weer ergens, als een volkomen normale uitlating: “Maar ja, de mens is ook gewelddadig.” Ik verdiep me bijna dagelijks in de logica van geweld, de psychologische processen die erbij betrokken zijn en de strafrechtzaken die eruit voortkomen. En weet je wat gek is? Ik geloof steeds minder in de mens als “slecht”.
Wat is “slecht”?
Een definitie van een slecht mens die ik laatst las is “iemand die bereid is een ander schade toe te brengen als hij of zij daar zelf beter van wordt.” En met schade wordt dan vooral fysieke schade en pijn bedoeld.
Vooral in economische theorieën waar wat evolutietheorie van de koude grond in is gestopt, wordt aangenomen dat dit wel voor alle mensen geldt. “Berekenend egoïsme” wordt dan als de algemene drijfveer van de mens gezien.
Tja en ik geloof dat dus niet.
Mensen die anderen pijn moeten doen
Hoe zit dat dan met mensen die voortdurend anderen pijn moeten doen? Het Amerikaanse leger doet al sinds de Tweede Wereldoorlog onderzoek naar de vraag: “Hoe krijg je iemand zo gek dat hij op een vreemde schiet?”
Want dat blijkt nogal een probleem.
Soldaten schieten vaak expres mis.
Dat is nogal een argument tegen het idee van “berekenend egoïsme”, want je zou juist zeggen dat je in deze situatie niet alleen anderen schade toebrengt om er zelf beter van te worden (overleven, promotie maken); het is ook nog eens goedgekeurd en aangemoedigd door je baas en je collega’s.
Het Amerikaanse leger zit dus met een enorm human resource probleem: dat hun soldaten gewoon niet slecht genoeg zijn.
De ultieme vernietiging
Al vanaf de basisschool heb ik nooit begrepen waarom de VS atoombommen op Hiroshima en Nagasaki heeft gegooid, en niet op bijvoorbeeld Frankfurt en Bremen. De Nazi’s waren toch het ultieme kwaad? Met hun totaal wetenschappelijke, pragmatische, volledig doordachte systematische uitmoording van bepaalde groepen mensen?
Eh ja, maar hoe krijg je iemand zover dat hij niet alleen een ander neerschiet; nee, dat hij een hele stad in één klap uitmoordt? Want dat, weten we inmiddels, is niet zo makkelijk.
Een goed werkende manier om iemand een ander pijn te laten doen, is door die ander te dehumaniseren. Doe net alsof het geen echt mens is.
En dat is de Amerikanen veel beter gelukt bij Japanners dan bij Duitsers. Japanners werden steevast als een soort minder-dan-echte-mensen afgeschilderd, met een aap-achtige houding, grote voortanden en bijna onzichtbaar kleine gemene ogen.
Het blijkt: je moet dus flink met iemands hoofd rotzooien voor hij zo gek is een ander kwaad te doen.
De ultieme liefde?
Een aantal mensen om mij heen heeft kinderen van een jaar of twee. Nou is je prefrontale cortex, het gedeelte van je hersenen waar ook morele beslissingen worden genomen, pas uitgegroeid op je 27ste. En de meeste kinderen van twee zitten nog in de ethische fase “Ik wil de appel dus de appel is van mij.”
Niet echt veel potentie om een niet-slecht mens te zijn, zou je zeggen.
Maar wat mij nou opvalt: die kinderen hebben knuffels.
Als volwassene zouden we misschien zeggen dat dat een soort standby-ouders zijn, om de kinderen gezelschap te houden als we zelf even geen tijd of geen zin hebben. Een soort “kinderknuffelmachines.”
Maar zo werkt het nou juist net niet.
Kinderen zien hun knuffels helemaal niet als gebruiksvoorwerpen.
Ze zien hun knuffels als personen.
Niet alleen als personen met wie je vrienden bent; personen met hun eigen behoeften – die niet altijd overeenkomen met jouw eigen behoeften. Het kleine meisje dat haar pop in bed legt en dan tegen mij zegt: “Ssssst. Baby slaaaapt.” wordt op dat moment dus niet geknuffeld door haar knuffel.
Als kind slaap je met knuffels in bed. Misschien ben je geneigd te denken: dat is zodat al die knuffels jou kunnen knuffelen. Zodat je niet alleen bent.
Maar kijk eens naar de kleine kinderen om je heen. Denk eens terug aan waarom jíj je knuffels bij jou in bed wilde.
Omdat je anders alleen was? Ik denk het niet.
Je wilt dat je knuffel bij jou in bed ligt, omdat je knuffel een persoon is met eigen behoeften. En als die niet bij jou in bed ligt, is je knuffel alleen.
Het instinct om liefde te geven en voor een ander levend wezen te zorgen, zelfs al is het van een andere soort, en is het helemaal geen écht levend wezen, is er dus al vóór de ethische ontwikkeling.
Ja maar wat heeft dit te maken met zelfverdediging?
Oké Valeer, nou heb je me een positief gevoel over de mensheid gegeven, heel toepasselijk met de kerst. Maar wat kan ik daarmee voor zelfverdediging?
Terug naar de verzuchting die ik las: “Mensen zijn nou eenmaal gewoon gewelddadig.” Wat ik vrouwen vaak hoor zeggen als ze in een vervelende situatie met een man zitten: “Mannen zijn nou eenmaal zo.”
Nee dus.
Wat je doet door zo te denken is je eigen waarschuwingssysteem onklaar maken. Er komen waarschuwingssignalen: jij voelt je niet op je gemak, hij doet iets wat jij niet wil.
Elk waarschuwingssignaal zou jou moeten zeggen “Wat doe ik hier eigenlijk nog?” Zodat je op tijd uit de situatie weg kunt.
Of het nou een relatie is met een jaloerse, controlerende man, of een ontmoeting met een nét iets te gladde jongen, of een gesprek met een overdreven amicale collega of wat dan ook. En natuurlijk al helemaal als je van een man weet dat hij al eerder gewelddadig is geweest.
Als je denkt dat mensen over het algemeen slecht zijn, accepteer je die situatie, onderneem je geen actie, en breng je jezelf niet in veiligheid.
Terwijl, als je kunt gaan zien dat als iemand een ander schade kan toebrengen, daar echt wel iets flink verkeerd zit, dan kun je juist op zoek gaan naar gezonde, liefhebbende mensen.
Als je begrijpt dat die bestaan, dat die juist het overgrote deel van de mensheid vormen, dan heb je de mogelijkheid om iets heel moois van je leven te maken.
Zelfverdediging begint met liefde.
Fijne feestdagen en een goed 2015!